e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
legnest legnest: lęxnęst (Halen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden dekken: dękǝ (Halen), leiden: lē̜ (Halen), lɛ̄ (Halen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lemmer blad: o  blat (Halen), snede: snee (Halen) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lee: leͅin (Halen) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig slap: slap (Halen), zwak: zwak (Halen) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lepbig tetvarken: tętvęrǝkǝ (Halen) Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.] I-12
lepel leper: lēpər (Halen), m. mv. l@?p\\rs  leͅi̯pər (Halen) lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek rek: o. mv. r@k\\  reͅk (Halen) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren beenkap get: geͅtte (Halen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren muts: lijərə myts (Halen), liərə məts (Halen) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3