e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muntgeld enkel geld: ps. omgespeld volgens Frings.  eŋkəl geͅlt (Halen), klinkende munt: ps. omgespeld volgens Frings.  klenkəndə mønt (Halen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntig schaap vuil schaap: (mv)  vø̜l sxǭpǝ (Halen) Schaap dat eenmaal gelamd heeft en dan onvruchtbaar blijft. [N 19, 66] I-12
muntige koe lege koe: lēgǝ [koe] (Halen), muntige koe: myntegǝ [koe] (Halen) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts met pompon pomponmuts (<fr.): pompomməts (Halen), slaapmuts: sloͅpmyts (Halen) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen muts: məts (Halen), Alpenmuts.  myts (Halen), pots: pots (Halen), poͅts (Halen) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: hōͅtmējət (Halen), ps. letterlijk omgespeld volgens Frings (dus met subscripts \\). Opm. v.d. invuller: (vr.).  hōətmēət* (Halen), ps. omgespeld volgens Frings.  hōͅətmēͅət* (Halen), mijt: mējət (Halen) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7
muurbloem flierenbloem: -  flier(e)bloem (Halen) muurbloem III-4-3
muurplaat muurplaai: mȳrplǫ̃ (Halen) Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.] II-9
muurstijlen stijlen: stē̜.ǝlǝ (Halen), stęjǝl (Halen) De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.] II-9
naaf dom: dum (Halen) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13