e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onstuimige lucht grillige lucht: greͅləgə løxt (Halen) onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)] III-4-4
ontbost terrein met een schop omwerken uitgraven: ø̜tgrāvǝ (Halen) Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a] I-8
ontginnen breken: brēǝkǝ (Halen), gaan winnen: guǝn wenǝ (Halen), scheuren: sxøǝrǝ (Halen) Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.] I-8
ontsmettingsmiddel kalk: kalǝk (Halen), vitriool: vǝtriǫǝl (Halen) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
onvruchtbare geit steenbok: stiǝnbǫk (Halen) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare grond arme grond: ɛrǝmǝ gront (Halen), magere grond: māgǝrǝ gront (Halen), slechte grond: slɛxtǝ grǫnt (Halen) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe kwee: kwei̯ (Halen), kwē (Halen), kwęi̯ (Halen) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweerx onweer: oͅnwiər (Halen) onweer [N 22 (1963)] III-4-4
oog oog: u.əgə (Halen), ūg (Halen), ōx (Halen) ogen [RND] || oog [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.4. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oogkleppen ooglappen: ūxlap (Halen) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10