32929 |
op ruiters zetten, ruiteren |
ruiteren:
rø̜tǝrǝ (P048p Halen)
|
Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.]
I-3
|
21548 |
openbare verkoop |
koopdag:
ps. omgespeld volgens Frings.
kuəpdag (P048p Halen, ...
P048p Halen),
kuəpdax (P048p Halen, ...
P048p Halen),
koopdag van prullen:
ps. omgespeld volgens Frings.
kuəpdax fan prølə (P048p Halen)
|
openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
open broek:
oͅəpə bruk (P048p Halen),
snelzeiker:
eerder pejoratief
sneͅlzeͅkər (P048p Halen)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20717 |
opgewarmde koffie |
oude caf:
Syst. Frings
ā kafeͅi̯ (P048p Halen)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pulletje:
pølǝkǝ (P048p Halen)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
upkliərə (P048p Halen)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21275 |
opmaken |
opdoen:
gaelt updu.n (P048p Halen),
updun (P048p Halen)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33925 |
opmaken van staart en manen |
opmaken:
upmākǝ (P048p Halen)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
32928 |
opper |
opper:
opǝr (P048p Halen)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
34020 |
opstaan |
allez-op:
alē̜i̯ ø̜p (P048p Halen)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|