e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenachtige grond berggrond: bɛrǝxrǫnt (Halen), kiezelkop: kīzǝlkop (Halen) Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4] I-8
stelen stelen: stiele (Halen, ... ), stilə (Halen) stelen [ZND 25 (1937)] III-3-1
stelen, scheefslaan pikken: əm hējət gəpekt (Halen), schamoteren (<fr.): Van Dale (FN): escamoter, 1. doen verdwijnen, weggoochelen, wegmoffelen; -2. afhandig maken, onfutselen...  gəschamətērt (Halen), scheefslaan: šchījəf gəslagə (Halen) Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)] III-3-1
stenen pot, keulse pot kroeg: krux (Halen), kruxskə (Halen) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
stengel, steel stam: stam (Halen) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterke / ruwe kerel ruige, een ~: ruige (Halen) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
steunhoutjes tussen steel en balk dwarslegger: dwɛslęgǝr (Halen), steun: stø̄n (Halen) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
steunsels in de bovenhoeken van een poort consolen: kǝzø̜lǝ (Halen), sporen: spōrǝ (Halen) In de bovenhoeken van een poort zijn soms ook paaltjes aangebracht om het kozijn te steunen of alleen maar ter versiering. Deze paaltjes zijn lichter dan die in de benedenhoeken. Enkelvoudige opgaven benoemen een van de steunpaaltjes aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.b bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42g] I-6
stiekem slijperig: slipərech (Halen), ook materiaal znd 1u, 65  slipəreͅx (Halen) geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)] III-1-4
stier stier: stīr (Halen), var: vē̜r (Halen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11