33683 |
steenachtige grond |
berggrond:
bɛrǝxrǫnt (P048p Halen),
kiezelkop:
kīzǝlkop (P048p Halen)
|
Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4]
I-8
|
21421 |
stelen |
stelen:
stiele (P048p Halen, ...
P048p Halen),
stilə (P048p Halen)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21422 |
stelen, scheefslaan |
pikken:
əm hējət gəpekt (P048p Halen),
schamoteren (<fr.):
Van Dale (FN): escamoter, 1. doen verdwijnen, weggoochelen, wegmoffelen; -2. afhandig maken, onfutselen...
gəschamətērt (P048p Halen),
scheefslaan:
šchījəf gəslagə (P048p Halen)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
kroeg:
krux (P048p Halen),
kruxskə (P048p Halen)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
stam:
stam (P048p Halen)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21513 |
sterke / ruwe kerel |
ruige, een ~:
ruige (P048p Halen)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
dwarslegger:
dwɛslęgǝr (P048p Halen),
steun:
stø̄n (P048p Halen)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
33444 |
steunsels in de bovenhoeken van een poort |
consolen:
kǝzø̜lǝ (P048p Halen),
sporen:
spōrǝ (P048p Halen)
|
In de bovenhoeken van een poort zijn soms ook paaltjes aangebracht om het kozijn te steunen of alleen maar ter versiering. Deze paaltjes zijn lichter dan die in de benedenhoeken. Enkelvoudige opgaven benoemen een van de steunpaaltjes aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.b bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42g]
I-6
|
19308 |
stiekem |
slijperig:
slipərech (P048p Halen),
ook materiaal znd 1u, 65
slipəreͅx (P048p Halen)
|
geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)]
III-1-4
|
34050 |
stier |
stier:
stīr (P048p Halen),
var:
vē̜r (P048p Halen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|