33643 |
stuk grond |
perceel:
pǝrsiǝl (P048p Halen),
pɛrsīǝl (P048p Halen)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
braakgrond:
brākgront (P048p Halen),
braakland:
brāklant (P048p Halen)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
beesten:
biǝstǝ (P048p Halen),
bīǝstǝ (P048p Halen)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
33230 |
suikerbiet |
suikerbiet:
sø̜̄kǝrbīǝt (P048p Halen)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
17735 |
suizen van de oren |
tuiten:
mən ūrə tytə (P048p Halen)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20745 |
taart |
gteau (fr.):
Syst. Frings
gatou̯ (P048p Halen)
|
Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19595 |
tabakspot |
toebakspot:
m. mv. p#t\\
tubākspoͅt (P048p Halen)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (P048p Halen, ...
P048p Halen)
|
een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
tōͅfəlmeͅs (P048p Halen),
o. mv. m@s\\
tōͅfəlmeͅs (P048p Halen)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
vreewis:
vrē̜wes (P048p Halen)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|