e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuk grond perceel: pǝrsiǝl (Halen), pɛrsīǝl (Halen) Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.] I-8
stuk onontgonnen grond braakgrond: brākgront (Halen), braakland: brāklant (Halen) Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254] I-8
stuks -vee beesten: biǝstǝ (Halen), bīǝstǝ (Halen) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
suikerbiet suikerbiet: sø̜̄kǝrbīǝt (Halen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suizen van de oren tuiten: mən ūrə tytə (Halen) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
taart gteau (fr.): Syst. Frings  gatou̯ (Halen) Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
tabakspot toebakspot: m. mv. p#t\\  tubākspoͅt (Halen) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
tafel tafel: tōͅfəl (Halen, ... ) een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)] III-2-1
tafelmes tafelmes: tōͅfəlmeͅs (Halen), o. mv. m@s\\  tōͅfəlmeͅs (Halen) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak op ingezaaid land vreewis: vrē̜wes (Halen) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4