32709 |
uiteenploegen |
openrijden:
ou̯pǝrę̄ǝ (P048p Halen)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
natuur:
natyr (P048p Halen)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
34169 |
uitgeteld zijn |
gaan kalven:
gaan kalven (P048p Halen),
gereed zijn:
(de koe is) gǝriǝt (P048p Halen)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
17854 |
uitglijden |
uitschuiven:
ø͂ͅtsxø͂ͅvə (P048p Halen)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ø̜̄tkǫu̯mǝ (P048p Halen)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
aftellen:
aftɛllen (P048p Halen),
we zulle ist aftelle (P048p Halen)
|
Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
18311 |
uitneembaar frontje |
lijfje:
leͅfke (P048p Halen)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34349 |
uitslag vertonend |
branderig:
branderig (P048p Halen)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ø̜tspanǝ (P048p Halen)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
struif:
struf (P048p Halen)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|