e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitwijken afzetten: af˲zętǝ (Halen) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
unster hangwaag: mv. {ha]w‹g\\  haŋwōͅx (Halen) Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
vaalbonte koe bruine: brø̜̄nǝ (Halen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaars jaarling: jōrleŋk (Halen), vaars: vē̜s (Halen), vęi̯ǝs (Halen), vɛ̄ǝ.s (Halen), vaarsje: vē̜i̯ǝskǝ (Halen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelvod: sxotəlvoͅt (Halen) zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)] III-2-1
vademen doorsteken: dø̄rstē̜kǝ (Halen) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader pa: paa (Halen), vader: vaoier (Halen), vaoədər (Halen) vader; dat is zijn vader [ZND 08 (1925)] || vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lē̜ǝf (Halen) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
valhoedje valhoed: valut (Halen) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
van de leg afraken uitgelegd zijn: øtgǝlęi̯t sęn (Halen), van de leg af zijn: van dǝ lęx af søn (Halen), van de leg afraken: van de leg afraken (Halen) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12