e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

Gevonden: 2814
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekland, moeras moeras: məras (Halen), veengat: veͅngat (Halen), ven: veͅn (Halen) lager gelegen delen waarin steeds water staat (zomp, hult, del, vengat, kweb?) [N 27 (1965)] || moeras, de natte weke grond zonder behoorlijke afwatering (moer, ven, vuilnis, voelgebreutenis?) [N 27 (1965)] III-4-4
broekspijp broekspijp: brukspeͅəpə (Halen), pijp: peͅiəpə (Halen) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem broeksband: bruksba.nd (Halen, ... ), broeksriem: bruksrim (Halen) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter achtertasje: a.xtərteͅskə (Halen), gattas: ga.teͅs (Halen) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij broekstas: bruksteͅs (Halen, ... ) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: brŭŭr (Halen) broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] III-2-2
brokkelhoef weke voet: wīkǝ vūt (Halen) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
bronstig breustig: brøu̯stex (Halen), brø̄stex (Halen), brø̜u̯stex (Halen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen riffelen: rē̜fǝlǝ (Halen), willig (zijn): welex (Halen) [N 3A, 9b] I-11
bronstig, van merries hits: hets (Halen), sturig: stȳrix (Halen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9