e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

Gevonden: 2814
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif (alg.) duif: duive melke ... (Halen), dø͂ͅf (Halen), Pl. [deuve]  dø͂ͅf (Halen) Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
duif, algemeen duif: dø͂ͅf (Halen, ... ) duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] III-4-1
duim duim: dø͂ͅm (Halen) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duimeling vingerling: veŋərleŋ (Halen), vəŋələŋ (Halen) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duivel duivel: dūvəl (Halen), heintje pek: hänkə päk (Halen) De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)] III-3-3
duivenhok duivenkot: dø̜̄vǝkǫt (Halen), dø͂ͅvəkoͅt (Halen), dø͂ͅvəkòt (Halen) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenslag slag: də slach (Halen), slach (Halen), slax (Halen) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duivinnetje: dø͂ͅvinəkə (Halen) duif, wijfje [ZND 18 (1935)] III-4-1
duizelig zat: zat (Halen) hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizelig zijn draaien, beginnen te -: die begint te droèën (Halen) hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2