| 34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrǝx (P048p Halen),
bɛrx (P048p Halen),
bɛrǝx (P048p Halen)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
| 18254 |
gesp |
gesp:
gesp (P048p Halen),
geͅps (P048p Halen),
geͅsp (P048p Halen),
haak:
hoͅk (P048p Halen)
|
gesp [ZND 01u (1924)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
neerstamper:
nērstāmpǝr (P048p Halen),
stomper:
stumpǝr (P048p Halen)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
| 18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
boezem:
buzəm (P048p Halen),
borst:
bøst (P048p Halen)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18543 |
gestreepte broek |
streepbroek:
striəpbruk (P048p Halen),
streepjesbroek:
stripkəsbruk (P048p Halen)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemettel (P048p Halen),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gesukkel (P048p Halen)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraodə vraoə (P048p Halen)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
| 33388 |
getuigrek |
kram:
kram (P048p Halen),
rek voor het getuig:
ręk˲ vø̄r ǝt˲ gǝtø̜̄x (P048p Halen)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
| 30181 |
gevak |
vak:
vak (P048p Halen)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
| 33298 |
gewone melkdistel |
douwdistel:
dǭdestǝl (P048p Halen)
|
Sonchus oleraceus L. Een op bouwland, in moestuinen en wegbermen voorkomend onkruid met een penwortel, bleekgele tot gele bloempjes uit "buikige" korfjes in een scherm en met grof ingesneden dof- of grijsgroen, vaak paars aangelopen bladeren met een stekelige bladrand. Het wordt 30 tot 90 cm hoog en bloeit van juni tot de herfst.
I-5
|