e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer kweepeer: kwèejpère (Halen) I-7
kwitantie kwitantie: ps. omgespeld volgens Frings.  keteͅnsə (Halen), kətansə (Halen) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Halen) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: bruk (Halen) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in een akker zonk: zūŋk (Halen) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagveen veengrond: vēͅəngroͅnt (Halen) veen, veengrond (moer) [N 27 (1965)] III-4-4
laars (alg.) bot: boͅt (Halen) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht been: bi-jən (Halen) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
ladder leer: līǝjǝr (Halen) Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.] II-1
ladderboom leerboom: līrbōm (Halen) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13