e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lege eerste koe schot: sxǫt (Halen), wilde koe: wel [koe] (Halen) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
legnest legnest: lęxnęst (Halen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden dekken: dękǝ (Halen), leiden: lē̜ (Halen), lɛ̄ (Halen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lemmer blad: o  blat (Halen), snede: snee (Halen) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lee: leͅin (Halen) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig slap: slap (Halen), zwak: zwak (Halen) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lepbig tetvarken: tętvęrǝkǝ (Halen) Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.] I-12
lepel leper: lēpər (Halen), m. mv. l@?p\\rs  leͅi̯pər (Halen) lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek rek: o. mv. r@k\\  reͅk (Halen) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren beenkap get: geͅtte (Halen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3