id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34079 | melkgebit van kalveren | melktanden: męlǝktān (Halen) | [N 3A, 108a] I-11 |
34346 | melkgift van de zeug | zog: ˲sǫx (Halen), zok: ˲sok (Halen) | [N 19, 20] I-12 |
19514 | melkkannetje | melkpotje: melkpotteke (Halen), o. mv. m@l\\kpot\\k\\s meͅləkpətəkə (Halen) | melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1 |
34568 | melkkar | melkkar: męlǝkkē̜r (Halen) | Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.] I-13 |
34129 | melkkoe | melkbeest: męlǝkbiǝst (Halen), melkkoe: męlǝkui̯ (Halen) | Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148] I-11 |
34098 | melkspiegel | melkspiegel: męlǝkspigǝl (Halen) | Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d] I-11 |
17624 | melktanden | melktanden: melktān (Halen) | melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)] III-1-1 |
33072 | menneke, binnenste deel van het hok | middenrij: medǝrē̜ (Halen), stuik: stuik (Halen) | Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.] I-4 |
24212 | merel | merel: mēͅl (Halen), mjal (Halen), mjal, mēͅl (Halen) | merel [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] III-4-1 |
33754 | merrie | merre: męrǝ (Halen) | Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9 |