33687 |
mulle grond |
droog zand:
dryǝx sant (P048p Halen),
mollige grond:
molǝgǝ gront (P048p Halen)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
21642 |
muntgeld |
enkel geld:
ps. omgespeld volgens Frings.
eŋkəl geͅlt (P048p Halen),
klinkende munt:
ps. omgespeld volgens Frings.
klenkəndə mønt (P048p Halen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34392 |
muntig schaap |
vuil schaap:
(mv)
vø̜l sxǭpǝ (P048p Halen)
|
Schaap dat eenmaal gelamd heeft en dan onvruchtbaar blijft. [N 19, 66]
I-12
|
34069 |
muntige koe |
lege koe:
lēgǝ [koe] (P048p Halen),
muntige koe:
myntegǝ [koe] (P048p Halen)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18632 |
muts met pompon |
pomponmuts (<fr.):
pompomməts (P048p Halen),
slaapmuts:
sloͅpmyts (P048p Halen)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
məts (P048p Halen),
Alpenmuts.
myts (P048p Halen),
pots:
pots (P048p Halen),
poͅts (P048p Halen)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
houtmijt:
hōͅtmējət (P048p Halen),
ps. letterlijk omgespeld volgens Frings (dus met subscripts \\). Opm. v.d. invuller: (vr.).
hōətmēət* (P048p Halen),
ps. omgespeld volgens Frings.
hōͅətmēͅət* (P048p Halen),
mijt:
mējət (P048p Halen)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|
24506 |
muurbloem |
flierenbloem:
-
flier(e)bloem (P048p Halen)
|
muurbloem
III-4-3
|
30205 |
muurplaat |
muurplaai:
mȳrplǫ̃ (P048p Halen)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
30178 |
muurstijlen |
stijlen:
stē̜.ǝlǝ (P048p Halen),
stęjǝl (P048p Halen)
|
De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.]
II-9
|