e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oot gree: ?  greii (Halen), grè(ə) (Halen) oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)] III-4-3
oot, wilde haver graan: grɛǝ (Halen) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
op bedevaart gaan bedeweg gaan: bīeweg goin (Halen), we goin bieeweg (Halen), bedewegen: bīewegen (Halen), een bedevaart doen: wə goin ən bîva͂t doen (Halen), een bedeweg doen: wə gən nə bēwɛg dun (Halen) Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de loop gaan ervandoor muizen: i.e. zeer snel op de vlucht gaan.  tər vandøͅjr mø͂ͅzə (Halen), ervanonder muizen: i.e. zeer snel op de vlucht gaan.  tər vanoͅndər mø͂ͅzə (Halen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
op de markt verkopen de markt doen: ps. omgespeld volgens Frings.  də meͅtun (Halen), markten: ps. omgespeld volgens Frings.  meͅtə (Halen) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op de tenen lopen op zijn tenen lopen: up sən tīnə l"pə (Halen) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op een sukkeldrafje lopen bij schokjes lopen: bǝ sxø̜kskǝs lūpǝ (Halen) [N 8, 81a, 81d en 83] I-9
op heukelingen zetten, zwelen heukels maken: [heukels] mākǝ (Halen) Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.] I-3
op hol slaan lopen gaan: lūpǝ gǫn (Halen), op hol slaan: øp hǫl slā (Halen) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
op oppers zetten, opperen opperen: opǝrǝ (Halen), oppers maken: [oppers] mākǝ (Halen) Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.] I-3