24868 |
oot |
gree:
?
greii (P048p Halen),
grè(ə) (P048p Halen)
|
oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
graan:
grɛǝ (P048p Halen)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedeweg gaan:
bīeweg goin (P048p Halen),
we goin bieeweg (P048p Halen),
bedewegen:
bīewegen (P048p Halen),
een bedevaart doen:
wə goin ən bîva͂t doen (P048p Halen),
een bedeweg doen:
wə gən nə bēwɛg dun (P048p Halen)
|
Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
ervandoor muizen:
i.e. zeer snel op de vlucht gaan.
tər vandøͅjr mø͂ͅzə (P048p Halen),
ervanonder muizen:
i.e. zeer snel op de vlucht gaan.
tər vanoͅndər mø͂ͅzə (P048p Halen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21692 |
op de markt verkopen |
de markt doen:
ps. omgespeld volgens Frings.
də meͅtun (P048p Halen),
markten:
ps. omgespeld volgens Frings.
meͅtə (P048p Halen)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17949 |
op de tenen lopen |
op zijn tenen lopen:
up sən tīnə l"pə (P048p Halen)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
bij schokjes lopen:
bǝ sxø̜kskǝs lūpǝ (P048p Halen)
|
[N 8, 81a, 81d en 83]
I-9
|
32922 |
op heukelingen zetten, zwelen |
heukels maken:
[heukels] mākǝ (P048p Halen)
|
Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.]
I-3
|
33851 |
op hol slaan |
lopen gaan:
lūpǝ gǫn (P048p Halen),
op hol slaan:
øp hǫl slā (P048p Halen)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
32927 |
op oppers zetten, opperen |
opperen:
opǝrǝ (P048p Halen),
oppers maken:
[oppers] mākǝ (P048p Halen)
|
Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|