29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (P048p Halen)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
afrapen:
afrapen (P048p Halen),
de ringen/randen van de bonen doen:
də reͅŋə van də bunə dun (P048p Halen),
peulen:
poi̯lə (P048p Halen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 01u (1924)]
I-7
|
24449 |
ringrups |
ringrups:
rəŋrəps (P048p Halen),
rups:
rəps (P048p Halen)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20792 |
rins |
sterk:
sterke smaak (P048p Halen)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
ritnaald:
riətnoͅl (P048p Halen)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33478 |
rode aalbes |
beren:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
ber (P048p Halen),
bēi̯r (P048p Halen),
rode beren:
roe bère (P048p Halen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
roode beert (P048p Halen),
rūə berə (P048p Halen)
|
aalbes [ZND 01 (1922)] || rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24405 |
rode bosmier |
brag:
brak (P048p Halen)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34033 |
rode koe |
rode:
ruu̯ǝ (P048p Halen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (P048p Halen)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
witkop:
wetkǫp (P048p Halen)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|