id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18268 | want | pijhaas: pejhasə (Halen), peͅihāsə (Halen) | wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)] III-1-3 |
19717 | was | was: was (Halen) | Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] II-6 |
32545 | wasmand | wasmand: wasmān (Halen) | In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12 |
19520 | wastobbe, wasteil | bassin-tje: niet het woord teil voor een zinken tobbe baseŋskə (Halen) | teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
34173 | waterblaas | eerste waterblaas: istǝ wɛtǝrbluǝs (Halen), waterblaas: wē̜tǝrbluǝs (Halen) | De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11 |
19510 | waterketel, moor | moor: muər (Halen), m. mv. mu\\r\\ muər (Halen) | waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1 |
26809 | waterlossing | voor: (mv.) vōǝrǝ (Halen), vǫwrǝ (Halen) | Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4 |
33631 | waterput | put: pyt (Halen), waterput: wai̯tərpøt (Halen) | [N 12 (1961)] [RND 04] I-7 |
33093 | waterring van de mijt | waterlaag: wātǝrlǭx (Halen) | Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4 |
24398 | waterspin | waterspin: wai̯tərspən (Halen), waətərspən (Halen) | waterspin [N 26 (1964)] III-4-2 |