e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Halen

Overzicht

Gevonden: 2815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (adj. schertsend bedoeld die is er wel geweest: znd 23, 022b;  die est er weeal gewest (Halen), kapot: znd 23, 022b;  em es kapot (Halen), vertrokken: znd 23, 022b;  vertrokken (Halen) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doejt (Halen) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dôêt (Halen) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doejt (Halen) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodskleed doodskleed: dydsklijət (Halen, ... ), lijkkleren: leͅikliərə (Halen) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] III-2-2
doof doof: em es zoe doef as en kwak (Halen) hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
doofpot doofpot: dūəfpoͅt (Halen), koolpot: kōlpoͅt (Halen) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
dooien dooien: dōewe (Halen, ... ), t slaakt]: duə (Halen) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooier: doi̯ǝr (Halen), dǫi̯ǝr (Halen), doren: doren (Halen) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje doopmanteltje: duwəpmantəlkə (Halen), doopsjaal: duəpšal (Halen) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2