e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haler

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaandeldrager vaandeldrager: vaandeldrager (Haler) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2
vagevuur vagevuur: vageveur (Haler) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] III-3-3
vallende tand trapsgewijs: traps˲gǝwīs (Haler) k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.] II-9
vals spelen foetelen: foetelen (Haler) Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsspeler foetelaar: foetelaar (Haler) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsteiger valsteiger: val[steiger] (Haler) Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.] II-9
van de duivel bezeten van de duivel bezeten: van den duuvel bezète (Haler) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3
varken met een doorgezakte rug zaalrug: zālrø̜k (Haler) [N 76, 19] I-12
varken met hangende oren landvarken: lanjtjvɛrkǝ (Haler) Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a] I-12
varken met staande oren york: jǫrk (Haler) Varken van het ras dat staande oren heeft. [N 76, 1b] I-12