e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haler

Overzicht

Gevonden: 1699
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de stortkar doen achteroverslaan opstoten: ǫpstuǝtǝ (Haler) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
de tafel afruimen afruimen: aafruume (Haler) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)] III-2-1
de tafel dekken dekken: dekke (Haler) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de toog aankrijgen de toog (<lat.) aankrijgen: de toog aankriege (Haler) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de was blauwen blauwselen: blauwselle (Haler) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was stijfselen stijven: stieve (Haler) Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)] III-2-1
deken deken: daeke (Haler) Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): daekeneaat (Haler) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken dekken: dekken (Haler) Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] III-4-2
den den: den (Haler) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3