23207 |
geloven |
geloven:
geluive (L320c Haler)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
ene over de sokken laten (gaan):
euver de sök laote gaon (L320c Haler)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19273 |
gelukken |
lukken:
lukken (L320c Haler)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
handig:
handig (L320c Haler)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastenavondsgek:
vastenavondsgek (L320c Haler)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemoed (L320c Haler)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23994 |
generale absolutie |
generale absolutie (<fr.):
generaal absolutie (L320c Haler)
|
Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23981 |
generale biecht |
algemene biecht:
algemeine beecht (L320c Haler)
|
Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18939 |
gereed |
vaardig:
veerrig (L320c Haler)
|
klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21893 |
geschenk |
cadeau (fr.):
kado (L320c Haler),
gave:
gave (L320c Haler),
gift:
gift (L320c Haler)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|