20475 |
geslacht |
familie:
familie (L320c Haler)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
poppen:
poppe (L320c Haler)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapelletje:
kapelke (L320c Haler)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gestigdje mes (L320c Haler)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (L320c Haler)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20369 |
getuige |
bruidsknecht:
bruidsknecht (L320c Haler),
bruidsmaagd:
bruidsmaagd (L320c Haler),
getuige:
getuuge (L320c Haler)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
23899 |
gevallen engelen |
duivels:
duvels (L320c Haler)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34303 |
gevlekt varken |
piétrain:
pǝtrē̜n (L320c Haler)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevormd wère (L320c Haler)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
gewete (L320c Haler)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|