21558 |
bedienen |
bedienen:
bedeene (L320c Haler),
bedienen (L320c Haler)
|
de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
besodemieteren:
besodemieteren (L320c Haler)
|
iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22403 |
beeldzijde van een geldstuk |
kop:
kop (L320c Haler),
kruis:
kruis (L320c Haler)
|
De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20487 |
beet, hap |
hap:
hap (L320c Haler)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24092 |
begijn |
begijn:
begien (L320c Haler)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20434 |
begrafenismaal |
koffietafel:
koffietaofel (L320c Haler)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraven (L320c Haler, ...
L320c Haler)
|
de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)] || een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
snappen:
snappen (L320c Haler)
|
het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24301 |
bek |
muil:
moel (L320c Haler)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
30041 |
bekisting |
kist:
kes (L320c Haler),
mal:
mal (L320c Haler)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|