e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehurkt zitten op zijn huk zitten: oͅp sin hy(3)̄k zetən (Hamont), op zijn hukken zitten: oͅp zin hukən zetə (Hamont) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geit geit: gęi̯.t (Hamont), gęi̯t (Hamont), geitje: gętjǝn (Hamont) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitenmelksepap geitenmelksepap: Syst. Frings  gēͅi̯təmeͅl(ə)ksəpap (Hamont), gēͅi̯təmeͅlksəpap (Hamont) Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Hamont) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gek gek: gèk (Hamont) gek III-1-4
geknotte wilg knotwilg: knotwilg (Hamont, ... ), knotwillig (Hamont, ... ), soets: suts (Hamont, ... ), stronk: stronk (Hamont, ... ) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3
gekruld haar gekruld haar: gəkroldə hōr (Hamont), krulhaar: krolhōr (Hamont), krullen: kroͅln (Hamont, ... ), krullenhaar: krollehaar (Hamont), krulletjes: krøͅləkəs (Hamont) gekruld haar [N 10 (1961)] || hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: ech bēn mi g(tm)lt kwīt (Hamont), ge moet geld hemmen om te kunnen betalen (Hamont), ge moet gelit hemmen om te kunnen betoalen (Hamont), geei moet gèld hemmen om te kunne betaolen (Hamont), geͅld (Hamont), gə mut geͅlt heͅmmən oͅm tə kønnə bətōͅlən (Hamont), xâêlt (Hamont), geld e sleepend  ge moet geld um te kunnen betoalen (Hamont), ps. omgespeld volgens Frings.  gēͅlt (Hamont), poen: ps. omgespeld volgens Frings.  pun (Hamont) geld [RND], [ZND 14 (1926)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] III-3-1
gele kwikstaart koehoedertje: koehoedertje (Hamont) gele kwikstaart III-4-1
gele lupine boontjes: bǫntšǝs (Hamont), lupinen: ly`penǝ (Hamont) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5