e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinderfluitje fluit: Op een fluit spelen.  flø͂ͅit (Hamont) Fluit. III-3-2
kinderkleren kinderkleren: kendərklIər (Hamont) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen scholk: sXoͅlək (Hamont) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinds kinds: kéns (Hamont) kinds [ZND 11 (1925)] III-2-2
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Hamont) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kīkhust (Hamont) kinkhoest [ZND 01u (1924)] III-1-2
kinnebak kinnebak: kenəbak (Hamont, ... ) kinnebak [N 10b (1961)] III-1-1
kinriem kinnebakriem: kenǝbakrim (Hamont), neusriem: nø̄srim (Hamont) Verlenging van de neusriem die onder de kin van het paard doorloopt. [N 13, 24] I-10
kipkap kipkap: Syst. Frings Mnl.  kepkap (Hamont, ... ) Kleine blokjes vlees, gesneden uit hart, nieren en ander binnenvlees (kipkap, kluisters?) [N 16 (1962)] III-2-3
kippen hennen: henǝ (Hamont), henǝn (Hamont), hęnǝ (Hamont), hɛnǝn (Hamont) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12