e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruik kan: kan (Hamont), kruik: kruk (Hamont) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: kryjkęteŋ (Hamont) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruim binnenste, het -: benəstə (Hamont), Syst. Frings  hət˂ benəstə (Hamont), ət˂ benəstə (Hamont) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] || kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel brokkel: brokkel broewed (Hamont), broodkruimel: brūədkroͅməl (Hamont), greumel: groͅməl brūəd (Hamont), grummel broewed (Hamont), kruimel: kroͅməl brūəd (Hamont), krummel broeët (Hamont), kruimeltje: krummelke broeêt (Hamont), krummelke broeëd (Hamont) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kruən (Hamont, ... ), krūən (Hamont) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruipalen kruipalen: krypǭlǝ (Hamont) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruis kruis: krȳ.s (Hamont), krȳs (Hamont), ə kry(3)̄s, twījə kry(3)̄sən (Hamont), mik: mek (Hamont, ... ) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9, III-1-1, III-3-3
kruisbeeld kruis: ə krūs (Hamont) Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbes knoersel: knoersel (Hamont), knursəl* (Hamont), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138  knursəl (Hamont), knoerselenbos: knursələboͅs* (Hamont), kroenzel: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138  krunsəl (Hamont) kruisbes [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] || kruisbessestruik I-7
kruiselings eggen kruisweegs [eggen]: krȳ.swēxs (Hamont) Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b] I-2