e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage herenschoen, molière schoen: sXun (Hamont) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage kachel voor de ketel met was of veevoer vuur: vȳr (Hamont) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lage klomp klomp: [klomp] (Hamont) Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.] II-12
lage klomp? klomp: klōmp (Hamont) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3
lakschoen laqu (fr.): lakēs (Hamont) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: lam (Hamont), lām (Hamont), lām (Hamont), l˙am (Hamont), lammetje: lɛmkǝ (Hamont), lɛmǝkǝn (Hamont), schaapje: sxø̜pkǝn (Hamont) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lammeren lammen: lamǝ (Hamont), lamǝn (Hamont) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap boekweitemeel: Syst. Frings  boŋədəmēͅl (Hamont), boͅŋəndəmēͅl (Hamont) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lamp lamp: lāmp (Hamont, ... ) lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
lampekabel kabel: kābǝl (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), snoer: snūar (Hamont  [(Eisden)]   [Willem-Sophia]) De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257] II-5