e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leverworst leverworst: lēēverwōrst (Hamont), leͅvərwoͅ.rst (Hamont) leverworst [Goossens 1b (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
libel en waterjuffer glazensnijder: glōͅzəsnejər (Hamont), anisoptera  glōͅəzəsneͅijər (Hamont), libellule (fr.): libellule (Hamont) waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] || waternimf III-4-2
liberaal liberaal: des ne liberaal (Hamont), des nə liberaal (Hamont), het is ənə liberoal (Hamont), tesnə libərōͅl (Hamont), ’t is ene liberoajl (Hamont) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichaam lijf: līef (Hamont), līf (Hamont, ... ), lî:f (Hamont) het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] || lichaam [N 10 (1961)] III-1-1
lichaamskracht macht: maxt (Hamont, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht water: wōͅtər (Hamont), wōͅətər (Hamont), zeenwater: zenwōͅtər (Hamont) het leewater (ziekte van de gewrichten; Fr. épanchement de synovi) [ZND 01u (1924)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
licht, steenlicht licht: lēxt (Hamont) De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld] II-3
lichtbonte koe lichtbont (bijvgl. nmw.): lextbōnt (Hamont) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11
lichte nevel donkere lucht: dōnkər loxt (Hamont) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas gabardine (fr.): gabərdin (Hamont) herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] III-1-3