33558 |
okkernoot |
noot:
nōət* (L286p Hamont)
|
noot
I-7
|
23227 |
oksaal |
doksaal:
e schwōn dokzoal mē ne nowen ūrgel (L286p Hamont),
ə schwoͅn daksōͅl meͅ nə noͅwən øͅrgəl (L286p Hamont),
hoogzaal:
e schoin hoewegzaol (L286p Hamont),
het hoegzaol is schoin (L286p Hamont),
i schwon hogzoal (L286p Hamont),
oksaal:
e schwon okzoal (L286p Hamont),
ə sxwoͅn oͅkzōͅl (L286p Hamont),
verhoog:
verhoeg (L286p Hamont)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksəls (L286p Hamont),
oͅksəls (L286p Hamont)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
olie:
olie (L286p Hamont)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
smoutebol:
Syst. Frings
smōͅu̯təbōͅl (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
krentenkoek:
Syst. Frings
krēntəkuk (L286p Hamont)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L286p Hamont),
āfmākǝn (L286p Hamont)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūn (L286p Hamont)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
neusdoek:
nøzək (L286p Hamont),
Vervorming van neusdoek.
nuzzek (L286p Hamont),
Wordt tegenwoordig niet veel meer gebruikt.
nøzək (L286p Hamont)
|
doek die vrouwen om hals en schouder geslagen dragen || neusdoek || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33651 |
omwalde akker |
ingesloten akker:
ingesloten akker (L286p Hamont)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|