e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondergronds onder: ǫndǝr (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]) Beneden in de mijn onder de grond. [N 95, 113; monogr.] II-5
onderhaam binnenhaam: benǝnām (Hamont) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhandelen in beraad zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  en bərōͅət (Hamont) Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)] III-3-1
onderhemd hemd: hem (Hamont, ... ), hem - hemə (Hamont) hemd || hemd, hemden [ZND 01u (1924)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk combinaison (fr.): koͅmbinəsōͅ (Hamont), lange schort: laŋ sXoͅrt (Hamont) combinaison: onderrok || onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkussen, peluw pulf: pøͅləft (Hamont) het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] III-2-1
onderlip onderlip: oͅndərlep (Hamont, ... ) onderlip [N 10b (1961)] III-1-1
onderrok onderrok: oͅndəroͅk (Hamont, ... ) onderrok || onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)] III-1-3
onderstangen stangen: staŋǝn (Hamont) De twee naar onder stekende ijzeren delen van een bit dat gebruikt wordt om meer druk op de bek van het paard te kunnen uitoefenen. [N 13, 48] I-10
onderste balken van de schelf balken: bɛlǝk (Hamont) De onderste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balken of boomstammetjes die op de gebintbalken rusten en naast elkaar gelegd de onderste laag van de schelf vormen. Zij zijn meestal rond. Zie ook het lemma "balken van de zolder boven de dorsvloer" (3.2.5). Zjidden is oorspronkelijk aan het Franse ''gîtes'' , dat in het volgend lemma in de term ''contre-gîtes'' voorkomt, ontleend, met herinterpretatie van de ''t'' tot een ''d'' vanuit het enkelvoud. Zie ook afbeelding 16.a bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1).' [N 4, 68; N 4A, 13a; monogr.] I-6