e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pacht, vruchtgebruik pacht: pāxt (Hamont) Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.] I-6
pacht? pacht: ps. omgespeld volgens Frings.  pāxt (Hamont) pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachtboer pachter: pāxtǝr (Hamont) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten huren: ps. omgespeld volgens Frings.  hy(3)̄rən (Hamont) pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachtersvrouw pachterse: paxtǝrs (Hamont) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: pad (Hamont) pad [Willems (1885)] III-4-2
paddestoel (alg.) paddestoel: padəstūl (Hamont), padəstyl (Hamont), eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  paddestoel (Hamont) paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf vet: vet (Hamont), veͅt (Hamont) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] III-1-1
pak slaag pak slaag: ə pak slēch (Hamont) een pak slaag [ZND 06 (1924)] III-1-2
pak, kostuum kostuum: kəstym (Hamont, ... ) kostuum || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] III-1-3