e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roskammen roskammen: rǫskamǝn (Hamont) Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102] I-9
rosmolen mange (fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  mənēži* (Hamont), ps. omgespeld volgens Frings. (m.).  mənēži* (Hamont), manège (fr.): mǝnēzi (Hamont) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)] I-4, I-7
rot, van fruit voos: vūəs* (Hamont) rot, voos I-7
rotstraal rotstraal: rǫtstrǭl (Hamont) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
roven (stempels) loskloppen: ǫsklǫpǝ (Hamont  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), stempels losmaken: stɛmpǝls Iǫsmākǝ (Hamont  [(Eisden)]   [Maurits]) De ondersteuningen wegnemen uit het ontkoolde pand. Met de term "snoeien" duidt men volgens de invullers uit Q 15 en Q 113 op respectievelijk de mijnen Maurits en de Emma het geheel of gedeeltelijk doorsteken van houten stijlen aan. [N 95, 568; N 95, 544; N 95, 571; N 95, 355; monogr.] II-5
royaal royaal (<fr.): ge gijv nogal gul ?  reaal (Hamont), hej heeft nog eens royaal gegeven = hij is midl geweest  rejoal (Hamont), mild  rojaajl (Hamont), veel, overvloedig  rejaol (Hamont) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rug rug: røch (Hamont), røg (Hamont) de rug [ZND 29 (1938)] || rug [ZND 06 (1924)] III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: røx (Hamont) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rug, aangeaard stuk rug: røx (Hamont) De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.] I-5
ruggengraat ruggengraat: røgəgroͅət (Hamont, ... ), ruggenstrang: ruggestraank (Hamont), strang: straank (Hamont) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] || ruggegraat || ruggegraat, rug III-1-1