32387 |
binnenspie |
spie/spij:
spīj (L286p Hamont)
|
De houten spie die tussen het in de heulbank geplaatste paar klompen wordt geslagen. De binnenspie dient om de klompen onderling een evenwijdige stand te geven. Zie ook afb. 239. Vaak wordt de binnenspie als laatste ingeslagen; hij zet dan het geheel van klompen en zetklossen definitief vast. Zie ook het lemma ɛsleutelɛ.' [N 97, 15; A 29a, 6b]
II-12
|
26057 |
binnentrap |
meeltrap:
mę̄ltrap (L286p Hamont),
trap:
trap (L286p Hamont),
zoldertrap:
zǫldǝrtrap (L286p Hamont)
|
De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17]
II-3
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
benətes (L286p Hamont)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
cinema: België.
sinəma (L286p Hamont),
Naar de cinema gaan.
sinəma (L286p Hamont)
|
Cinema. || Film - cinema - bioscoop: naar de film gaan.
III-3-2
|
33936 |
bit |
gebit:
gǝbē.t (L286p Hamont),
mondstuk:
mōntstøk (L286p Hamont),
paardsgebit:
pęrs˲gǝbē.t (L286p Hamont)
|
IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.]
I-10
|
33938 |
bitringen |
knevelringen:
knēvǝlreŋ (L286p Hamont),
ringen:
reŋ (L286p Hamont)
|
De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44]
I-10
|
19352 |
bits |
bars:
héj is nogâl bars (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
kort aangezet:
hij is nogəl kort oangezet (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
hij is nogəl kortaon gezet (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)]
III-1-4, III-3-1
|
33937 |
bitstang |
tongijzer:
tǫŋizǝr (L286p Hamont)
|
De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42]
I-10
|
18635 |
bivakmuts |
bivakmuts:
bivakmøts (L286p Hamont)
|
bivakmuts
III-1-3
|
18113 |
blaar |
blaar:
blōər (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont,
L286p Hamont),
blôâr (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont)
|
een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] || een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|