e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trommelen trommen: Hij kan al goed trommen. Zij moeten deze avond nog gaan trommen (zie s.v. KWANSEL).  tromə (Hamont) Trommen. III-3-2
trommelzucht opgestijfd (volt. deelw.): ǫpgǝstīft (Hamont) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
troosten; troost troosten: tröstə (Hamont) troosten III-1-4
tros vruchten tros: troͅs (Hamont), trosje: trø͂ͅskə (Hamont), təruskə (Hamont) tros [ZND 32 (1939)] I-7
trossen flosjes: flēskǝs (Hamont), flossen: flǫsǝn (Hamont), haamflos: hāmflǫs (Hamont) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots fier: fējər (Hamont), fîêr (Hamont), groots: met een nasaleringsteken i.pv. lengteteken  grø͂ͅts (Hamont), wreed: cf.WNT s.v. "wreed - vreed"9. trots, fier, parmantig (WNT XXVI, kol. 2530) (Ton is het er mee eens)  vrîêt (Hamont) fier, parmantig || fier; hij is fier op zijn zon || groots [ZND 24 (1937)] III-1-4
trotsheid felligheid: (Ton is het er mee eens)  félləchééjt (Hamont), wredigheid: v.b. hij wist geen blijf van wredigheid: hij was éérste van de klas; cf.WNT s.v. "wreed - vreed"9. trots, fier, parmantig (WNT XXVI, kol. 2530) (Ton is het er mee eens)  vrîêtəchééjt (Hamont) fierheid || fierheid, parmantigheid III-1-4
trouwpak trouwpak: troͅuwpak (Hamont) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui tricot (fr.): trico (Hamont), triko (Hamont) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose t.b.c.: t.b.c. (Hamont) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] I-11