e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vink botvink: botvink (Hamont), gewone vink: fringilla coelebs  boͅtfēŋk (Hamont), vink: vēnk (Hamont), vīnk (Hamont) botvink || vink [Willems (1885)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
violier flier: flier (Hamont), violier: flir (Hamont) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viool viool: in viōoël (Hamont), op de viool spelen.  vijōəl (Hamont) Viool. [Willems (1885)] III-3-2
viooltje viooltje: fiooltjen (Hamont), vijoͅlkə* (Hamont), viooltje (Hamont) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vis, algemeen vis: ves (Hamont), visch (Hamont) vis [Willems (1885)] III-4-2
vishengel lijn: Er hing een vis aan zijn lijn.  ølinŋ (Hamont), visgarde: vesgä:rt (Hamont), vislijn: Ss. sub vis.  vislijn (Hamont) [Vislijn]. || Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vissen vissen: vesə (Hamont), visschen (Hamont) Visschen. [Willems (1885)] || Vissen. III-3-2
vissen, ww. vissen: vesə (Hamont) vissen (ww) III-4-2
vissnoer lijn: Er hing een vis aan zijn lijn.  lin (Hamont) Lijn (II). III-3-2
vitsen lokselen: lyksǝlǝn (Hamont) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9