20820 |
ham, hesp |
ham:
ham (L286p Hamont),
hám (L286p Hamont),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
ham (L286p Hamont),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1, a-m
hem (L286p Hamont)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 01u (1924)], [ZND 24 (1937)] || welke soort ham wordt bij u met één woord aangeduid? Er zijn bij de slager 2 soorten ham te koop, gekookte en rauwe. Een ervan kan men met éeen woord aan duiden, bij de andere soort moet er nog een woord voor [DC 46 (1971)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
hant (L286p Hamont),
hān (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
[N 10 (1961)]ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
19691 |
handdoek |
puthanddoek:
pøthānt˱duk (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De blauw-wit of rood-wit geruite handdoek voor gebruik na het douchen. [N 95, 68; monogr.]
II-5
|
17661 |
handen (kindernamen) |
pollen:
pol (L286p Hamont),
poͅl (L286p Hamont),
polletjes:
poləkə (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fekən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
poten:
pyət (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
hāntgēͅlt (L286p Hamont)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28156 |
handhamer |
gewone hamer:
gǝwuǝnǝ hāmǝr (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden]),
lichte hamer:
lextǝ hāmǝr (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
[N 95, 742; monogr.]
II-5
|
18906 |
handig |
handig:
hénnəch (L286p Hamont)
|
handig
III-1-4
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stuǝtkɛ̄r (L286p Hamont)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
28211 |
handlamp |
putlamp:
pøtlāmp (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Emma, Maurits])
|
Elektrische handlamp, bestaande uit een pot, waarin een accu is ondergebracht en een kopstuk met een gloeilamp. [N 95, 251; monogr.]
II-5
|