34619 |
hoepels van de huifkar |
repen:
rīǝpǝn (L286p Hamont)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hustən (L286p Hamont)
|
zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
armvol:
hɛlǝvǝr (L286p Hamont)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
18307 |
hoge herenschoen |
hoge schoen:
huX sXun (L286p Hamont)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32445 |
hoge klomp |
patersklomp:
pǫtǝrs[klomp] (L286p Hamont)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
patersklomp:
poͅtərsklōmpə (L286p Hamont)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
aansteker:
[sic]
ōͅnstēͅkər (L286p Hamont)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
waterschoen:
wōͅtərsXun (L286p Hamont)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
beñ (L286p Hamont)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hoͅməl (L286p Hamont)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|