e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huisakker aangelag: ǫngǝlǫx (Hamont), ǫǝngǝlǭx (Hamont) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden huishouden: hūshau̯ən (Hamont) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huisjesslak huisjesslak: hyskəssleͅk (Hamont) slak, huisjesslak [ZND 06 (1924)] III-4-2
huismus, mus mus: mūsch (Hamont), møs (Hamont, ... ), møͅsən mv. (Hamont) mus [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vlieg (Hamont), vlīx (Hamont) vlieg [Willems (1885)] III-4-2
huisweide dries: dris (Hamont) I-7
huiveren bibberen: bebərən (Hamont, ... ), rijderen: reͅijərən (Hamont, ... ), rä:ərən (Hamont), räərən (Hamont) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig rijderig: reͅijərex (Hamont), reͅijərəx (Hamont) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering rijder: reͅijər (Hamont, ... ) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hulp hulp: hulləp (Hamont) hulp III-1-4