24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
niet vlug:
né vlug (L286p Hamont),
paddernaakt:
paddernaks (L286p Hamont)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jōŋk (L286p Hamont),
jōŋk (L286p Hamont)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong pasgeboren dier
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bax (L286p Hamont),
báx (L286p Hamont),
baggen (mv.):
bage (L286p Hamont),
bagje:
bɛxskǝ (L286p Hamont),
big:
bex (L286p Hamont),
(mv)
begǝ (L286p Hamont)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
24304 |
jonge brasem |
bliek:
blik (L286p Hamont)
|
bliek (vis)
III-4-2
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
jǫŋ gans (L286p Hamont)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
lam:
lam (L286p Hamont)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L286p Hamont)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
aankomende gast:
ònkóməndə gastə (L286p Hamont),
holwagen:
hòlwagə (L286p Hamont),
jongen:
jóngə (L286p Hamont),
jóóngən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
kwastelores:
kwastəlorəs (L286p Hamont),
snotneus:
snòtnus (L286p Hamont)
|
grote (opgeschoten) jongen [ZND 11 (1925)] || jongen [ZND 11 (1925)] || jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
18702 |
jongensblouse |
bloes:
blus (L286p Hamont)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|