25235 |
koude mist |
zure moek:
zūrə mók (L286p Hamont)
|
gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
koude wind:
kāwə wēnt (L286p Hamont)
|
koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18339 |
kous met knoopjes |
slofkous:
sloͅfkoͅwsə (L286p Hamont)
|
kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18195 |
kous: algemeen |
kous:
kous (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
kōͅus (L286p Hamont),
n kousen]:
laŋ koͅusən (L286p Hamont)
|
kous || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
kousenband:
koͅusəbānt (L286p Hamont),
koͅwsəbānt (L286p Hamont)
|
kousenband [ZND 01u (1924)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18794 |
kousenwol |
wollen garen:
wolle gaore (L286p Hamont),
wolle garen (L286p Hamont),
woͅlə gōͅrən (L286p Hamont)
|
hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kou̯.tǝr (L286p Hamont),
kǫu̯.tǝr (L286p Hamont)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
veel bescheer:
veel beschèr (L286p Hamont)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
18205 |
kraag |
col (fr.):
koͅl (L286p Hamont),
collet (fr.):
collé (L286p Hamont),
kraag:
krâx (L286p Hamont),
B.v. van een jas.
krāx (L286p Hamont)
|
col || kraag [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
18678 |
kraag van een kraagmantel |
pelerine (<fr.):
peͅldərin (L286p Hamont)
|
kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|