18051 |
litteken |
litteken:
letjekə (L286p Hamont),
letjeͅkə (L286p Hamont),
lettjäkkən (L286p Hamont),
littjekke (L286p Hamont),
littjekken (L286p Hamont),
littjèken (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)] || litteken [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
28310 |
locomotiefloods |
loccenzaal:
lǫkǝzǭǝl (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Ondergrondse ruimte, meestal in de buurt van de schacht, waar de niet in gebruik zijnde locomotieven worden ondergebracht. [N 95, 701; monogr.]
II-5
|
28311 |
locomotiefmachinist |
machinist:
mašinest (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Arbeider die de mijnlocomotief bedient. [N 95, 151; monogr.]
II-5
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̄kǝn (L286p Hamont),
bø̜̄kǝn (L286p Hamont)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
steunen:
stø̜̄nǝn (L286p Hamont)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
33965 |
loenje |
guide:
gīdǝ (L286p Hamont),
keelriem:
kē̜lrim (L286p Hamont)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
17721 |
loeren |
loeren:
lurən (L286p Hamont),
lūərən (L286p Hamont),
lonken:
Bet: loeren, met de ogen draaien.
loonken (L286p Hamont)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] || lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
33813 |
lomp paard |
klos:
klǫs (L286p Hamont
[(plomp paard)]
)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
loŋə (L286p Hamont)
|
De longen: a) van de mens [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lūt˲gitǝr (L286p Hamont)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|