18157 |
betten van een wonde |
baden:
bēͅjən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
bĕijen (L286p Hamont)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
bø̄k (L286p Hamont),
beukenboom:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
by(3)̄kəbūəm (L286p Hamont)
|
beuk || beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
bøkənø.t⁄ə (L286p Hamont),
bø̄kənøt⁄ə (L286p Hamont)
|
beukenootje [ZND 01u (1924)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
melig:
mēͅlix (L286p Hamont),
murg:
mø͂ͅlex (L286p Hamont),
te rijp:
te riep (L286p Hamont),
te rīp (L286p Hamont)
|
beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
rij(e)ren:
rɛ̄i̯ǝrǝn (L286p Hamont)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
34498 |
bevruchten |
treden:
trē̜ǝn (L286p Hamont)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhaard:
vūrhē̜ ̞rt (L286p Hamont)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25231 |
bewolking |
wolken:
də woləkən (L286p Hamont)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
bewolkte hemel:
dən ⁄hɛməl is bɛwoəlkt, ge zit gen steͅrə (K286p Hamont),
bewolkte lucht:
də lo:xt is bəwoəlkt, gə zit gen steͅrə (K286p Hamont),
overlopen lucht:
ovərlū’pə lōͅxt (L286p Hamont),
ən ovərlū‧pə lōͅxt (L286p Hamont),
overtrokken lucht:
overtrokken locht (L286p Hamont),
overtrokken lōcht (L286p Hamont),
ovərtroͅkən (L286p Hamont),
ovərtroͅkən lōcht (L286p Hamont)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)] || Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
bezadigd:
ook materiaal znd 21, 18
bəzōͅədixdə mens (L286p Hamont)
|
bezadigd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|