e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regelaar vervoer chef-transport: šɛf-trãspǭrt (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830] II-5
regels balken: balǝkǝ (Hamont) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: reͅgən (Hamont) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: reͅgənbōx (Hamont) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje bijsje: biskə (Hamont), buitje: bøykə (Hamont) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: reͅgənən (Hamont) regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenjas gabardine (fr.): jabərdin (Hamont), regenjas: re͂ͅgənjas (Hamont, ... ), Sub regen.  rēͅjə}-jas (Hamont) damesregenmantel [N 23 (1964)] || gabardine || regen(jas) || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)] III-1-3
regenpijp buis: bø̜s (Hamont) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenpijpen pijpen: pīəpən (Hamont) regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)] III-1-3
regenworm pierik: piĕrek (Hamont), pirək (Hamont, ... ), worm: wø͂ͅ.rəm (Hamont), wø͂ͅrm (Hamont) pier, aardworm [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)] || regenworm || worm [Willems (1885)] III-4-2