e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slobkous get: jeͅt (Hamont), overschoen: ōvərsXun (Hamont) get || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
slok slok: slòk (Hamont), teug: teug (Hamont) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slokdarm slokdarm: sloͅgdaerm (Hamont), sloͅkdä:rəm (Hamont) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
slons (slodder?) slons: slóóns (Hamont), sloor: sluər (Hamont) Een slodder, slons, sloor (vuil wijf). [ZND 06 (1924)] || slons III-1-4
sloothak, slootzeis zouwschopje: zǫu̯wsxøpkǝ (Hamont) Hak of zeis waarmee men sloten en beken maait en schoonmaakt. [JG 1a, 1b; N 14, add.; N 18, add.] I-8
slootjespringen over de sloot springen: Sub springen.  ovər də slūət spreŋə (Hamont), over een sloot springen: Sub sloot.  ovər ən slūət spreŋə (Hamont) Over de sloot springen. || Over een sloot springen. III-3-2
slordig slordig: slòrdəch (Hamont) slordig III-1-4
slot carcan: karkǭ (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]), slot: slōt (Hamont), slōǝt (Hamont) Onderdeel van een inschuifbare, metalen stijl. Het slot vormt de verbinding tussen de onder- en de bovenstijl en veroorzaakt, wanneer het is vastgezet, een wrijvingsweerstand die groter wordt naarmate de bovenstijl verder in de onderstijl schuift. [N 95, 310; monogr.] || Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-5, II-9
sluier voile (fr.): vwal (Hamont) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar sluik haar: slyk hōͅr (Hamont), slyk hōͅər (Hamont) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1