32750 |
spade, spitschop |
schup:
sxø.p (L286p Hamont)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
22757 |
spanne |
spanne:
span (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Een spanne (wat men met de hand overspannen kan, b.v. bij het knikkerspel). [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
33743 |
spanstokje |
takel:
tākǝl (L286p Hamont)
|
Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65]
I-8
|
33904 |
spat |
hartspat:
hɛrtspat (L286p Hamont
[(foute interpretatie van hard als "hart")]
),
spathakken:
spathɛk (L286p Hamont)
|
Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j]
I-9
|
18091 |
spatader |
ader:
ōͅr (L286p Hamont),
spatader:
spatōər (L286p Hamont)
|
spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
20770 |
speculaas |
speculatie:
spikloasie (L286p Hamont)
|
speculaas
III-2-3
|
17782 |
speeksel |
tuf:
tuf (L286p Hamont),
tøf (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
zever:
zie-j-ever (L286p Hamont)
|
kwijl, speeksel || speeksel [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
sikken:
B.v. Hij hit mich im-mie gezicht gesiekt.
sieken (L286p Hamont),
spijen:
spɛjən (L286p Hamont),
tuffen:
tuffen (L286p Hamont),
tøfən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23178 |
speelgoed |
speelgoed:
sp"lgūt (L286p Hamont),
Sub speculatie: Van sinderkloas haauw ie speulgoed en spikloatie gekregen.
speulgoed (L286p Hamont)
|
[Speelgoed]. || Speelgoed.
III-3-2
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en kohRt (L286p Hamont),
kaart (L286p Hamont),
kōͅərt (L286p Hamont),
Sub tuisen: B.v. Willen we nog es toesen mèi de koart(en)?
koart (L286p Hamont)
|
[Kaart, speelkaart]. || kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart. [Willems (1885)]
III-3-2
|