e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sperwer klamper: klamper (Hamont), sperwer: sperver (Hamont) sperwer [Willems (1885)] III-4-1
spetteren spetteren: spetteren (Hamont), spratselen: spratselen (Hamont) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie spie/spij: spe(i̯) (Hamont) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spiegel spiegel: spīgəl (Hamont) spiegel III-2-1
spier spier: spīər (Hamont, ... ) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spiertje trekken spiertje trekken: Sub trekken.  spirke trekə (Hamont) Spiertje trekken. III-3-2
spijbelen heggenschool houden: heͅggəschōəl hāwən (Hamont), heͅgəschol hawə (Hamont) Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)] III-3-1
spijker, nagel nagel: nāgǝl (Hamont) In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.] II-12
spijkeren nagelen: nēgǝlǝn (Hamont), nęgǝlǝ (Hamont) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spin spin: spen (Hamont, ... ), spin (Hamont) spin [RND], [Willems (1885)] III-4-2