e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tiend belasting: ps. omgespeld volgens Frings.  bəlāsteŋ (Hamont) tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1
tijdverdrijf tijdverdrijf: tiedtvərdrīf (Hamont), tītvərdrīf (Hamont) Duivenhouden is een ... (iets dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
tijdverdrijf: liefhebberij, amusatie liefhebberij: Sub liefhebber.  liefhebberij (Hamont) Liefhebberij. III-3-2
tijger tijger: tieger (Hamont) Tijger. [Willems (1885)] III-3-2
timmeren timmeren: temǝrǝ (Hamont) De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.] II-12
timmerman schrijnwerker: schrijnwerker (Hamont), timmerman: temǝrman (Hamont), tęmǝrman (Hamont) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12
tjiftjaf overdekkertje: overdekkertje (Hamont) tjiftjaf III-4-1
tochtig lopig: lyǝpex (Hamont), lȳpǝx (Hamont), rits: re.ts (Hamont), rets (Hamont, ... ) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
toegangsprijs entree (<fr.): den entré is iene frang (Hamont), dən antre es īənə fraŋ (Hamont), ienen met slepende ie  den entré is ienen frank (Hamont), ingang: den ingang is ien frang (Hamont), inkomprijs: de inkompries is ene frank (Hamont) De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1
toegangsweg naar het erf oprit: opret (Hamont) Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8