23251 |
tweede luiden voor de mis |
het kwartier luiden:
hət lyt ⁄t kwartīr (L286p Hamont),
trumpen:
hət trēmt vør də mäs (L286p Hamont),
voor de tweede keer luiden:
⁄t loeit vur den twedde kier (L286p Hamont)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
21648 |
tweede verkoping |
toegewezen (volt.deelw.):
ps. omgespeld volgens Frings.
tes tugəwēzən (L286p Hamont)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
tweleŋ (L286p Hamont),
tweléng (L286p Hamont),
twēleng (L286p Hamont),
twiəlein? (L286p Hamont)
|
tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34234 |
tweespeen |
tweedemer:
twīdēmǝr (L286p Hamont)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
26481 |
tweetakrijn |
tweetak:
tweetak (L286p Hamont)
|
Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b]
II-3
|
33998 |
twijg |
rijs:
rīi̯.s (L286p Hamont),
wis:
wes (L286p Hamont)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
21619 |
twintig frank |
twintig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
twentəx fraŋ (L286p Hamont)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33597 |
ui, ajuin |
ajuin:
ajijn (L286p Hamont),
ajy(3)̄n (L286p Hamont),
joun:
jy(3)̄n* (L286p Hamont),
juun:
juun (L286p Hamont),
jy(3)̄.n (L286p Hamont)
|
ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] || ui
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
ajuinkoek:
Syst. Frings
jy(3)̄nkuk (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
ouwer:
ūu̯ǝr (L286p Hamont),
uier:
ȳ.r (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont),
ȳr (L286p Hamont)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|