e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede luiden voor de mis het kwartier luiden: hət lyt ⁄t kwartīr (Hamont), trumpen: hət trēmt vør də mäs (Hamont), voor de tweede keer luiden: ⁄t loeit vur den twedde kier (Hamont) Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweede verkoping toegewezen (volt.deelw.): ps. omgespeld volgens Frings.  tes tugəwēzən (Hamont) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
tweeling tweeling: tweleŋ (Hamont), tweléng (Hamont), twēleng (Hamont), twiəlein? (Hamont) tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
tweespeen tweedemer: twīdēmǝr (Hamont) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
tweetakrijn tweetak: tweetak (Hamont) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3
twijg rijs: rīi̯.s (Hamont), wis: wes (Hamont) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
twintig frank twintig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  twentəx fraŋ (Hamont) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
ui, ajuin ajuin: ajijn (Hamont), ajy(3)̄n (Hamont), joun: jy(3)̄n* (Hamont), juun: juun (Hamont), jy(3)̄.n (Hamont) ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] || ui I-7
uienpannenkoek ajuinkoek: Syst. Frings  jy(3)̄nkuk (Hamont, ... ) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier ouwer: ūu̯ǝr (Hamont), uier: ȳ.r (Hamont, ... ), ȳr (Hamont) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9