24260 |
uil |
uil:
ŭl (L286p Hamont),
yl (L286p Hamont)
|
uil [Willems (1885)]
III-4-1
|
24261 |
uil, algemeen |
katuil:
tyto alba: kerkuil!
kadyl (L286p Hamont)
|
katuil
III-4-1
|
22874 |
uit (voetbal) |
buiten:
boeten (L286p Hamont),
uit:
oet (L286p Hamont)
|
(De bal is) uit. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
19652 |
uit de as gezeefde kolen |
gruis:
gruus (L286p Hamont)
|
Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
27569 |
uitbetaling van loon |
betaaldag:
bǝtǭǝldax (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Laura, Julia]),
quinzaine:
kǝzø̄m (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen])
|
Het loon kan per dag, om de veertien dagen of om de maand uitbetaald worden. In dit lemma komen algemene benamingen voor de uitbetaling van loon voor maar ook benamingen die specifiek duiden op een veertiendaagse uitbetaling of een maandelijkse. Het woordtype "quinzaine" kan naast een veertiendaagse uitbetaling ook wel het loon aanduiden dat om de maand betaald wordt. [N 95, 973; N 95, 975; N 95, 28; monogr.; Vwo 168; Vwo 171; Vwo 416; Vwo 437; Vwo 578; Vwo 590]
II-5
|
32709 |
uiteenploegen |
afploegen:
ã.f[ploegen] (L286p Hamont),
vaneenaf ploegen:
vaniǝnā.f [ploegen] (L286p Hamont)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
sprong:
sprǫŋ (L286p Hamont)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
34169 |
uitgeteld zijn |
uitgeteld zijn:
(de koe is) ūtgǝtɛlt (L286p Hamont)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
17854 |
uitglijden |
uitschampen:
utsxāmpən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
uitschuiven:
utsxyvən (L286p Hamont),
ūtschy(3)̄ven (L286p Hamont)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ū.tkō.mǝn (L286p Hamont)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|